Wat een toestand
Ik zou er niet over schrijven als het echt geen commotie was
Al ben je nog zo gepassioneerd met je werk bezig, uren achtereen werken zonder onderbreking is niet goed. Af en toe moet er wat afstand tot het werk zijn en dat doe ik door de hond aan te lijnen voor een wandeling. Dit onder het motto: Goed voor baas en hond.
Voor mijn Kerry Blue terrier -- ik noem deze rasnaam opdat niemand zal denken dat ik overdrijf -- is het de tijd dat hij aan zijn wandeling toe is. Ik pak de riem, doe in een van de riemringen twee poepzakjes, lijn Jorick aan en we gaan op weg.
Natuurlijk zijn favoriete uitje: het wandelpad in ons dorp dat veel bazen met honden kiezen. In de berm, vooral aan de slootkantzijde, ligt het er dan ook vol drollen, wat zegt dat beslist niet iedere dorpsgenoot één laat staan twee poepzakjes meeneemt.
Zo’n 100 drollen hebben we al gezien en besnuffeld – dit laatste alleen door de hond uiteraard - dat Jorick, aangemoedigd door de geuren, zijn poep doet. In het hoge gras ligt een mooie drol die ik keurig met het meegenomen poepzakje oppak en in de speciale hondendrollenafvalbak gooi.
We gaan in een prettige toestand samen verder. Nu is bewegen altijd goed om de ingewanden te doen ontlasten en ook bij de hond werkt dat zo. Een tweede drol kondigt zich aan, een beetje gedraai, wat verzitten, een halmpje dat tegen het poepgat kietelt en ook de tweede kan ik mooi in het knalrode zakje met gemeentopdruk deponeren. We lopen verder.
O nee, maar jawel, omkijkend zie ik een dorpsgenoot aankomen met hond, een grote zwarte die altijd los naast hem loopt, terwijl, en dat is een gemeentelijke bepaling, de hond aangelijnd behoord te zijn.
Als het nu nog een lief teefje was, maar dit is een reu. En mijn Jorick houdt niet van zijn soortgenoten. Een niet verwachte heftige ruk aan de hand waarin ik zijn riem vasthoud en ik zie hem met riem en al naar zijn vijand rennen. Roepen helpt niet meer, er achteraan rennen is vergeefse moeite. Het kwaad is al geschied: een hondengevecht.
De baas van de hond schreeuwt woorden waarin ik me zou verslikken. Het gevecht eindigt niet, integendeel, het aantal decibellen stijgt. Dan zie ik de man uithalen met een voet. Was hij nou maar niet op instappers zijn hond gaan uitlaten… met een elegante boog vliegt zijn schoen plop de sloot in. Nu hinkt en springt hij op één been tussen de vechtende honden. Ik heb nog niet gedacht dit gaat niet goed of daar gebeurt het: hij verliest zijn evenwicht en belandt in de berm, net niet in de sloot.
Ik hoor, de honden horen, zo’n ongelooflijk keiharde vloek, dat het gevecht ogenblikkelijk over is. Jorick komt schuldbewust bij me terug. Ik loop naar mijn dorpsgenoot die moeizaam omhoog komt. Hij kijkt in zijn hand. Wat hij ziet, zie ook ik: een enorme uitgesmeerde hondendrol.
‘Jij’, vloek tot de derde macht, ' moet voortaan de drollen van dat klerebeest opruimen.’
Of hij niet weet dat wel 1000 maal per week andere honden hun poep hier droppen, inclusief zijn hond. Op gepaste afstand van die vuile hand vraag ik, het gevulde poepzakje omhoog houdend, of hij met ‘dat klerebeest’ op zijn hond of de mijne doelt?
Heel braaf loopt Jorick mee naar huis. In de afvalbak deponeer ik zijn tweede poep.
Zwerfvuil is al een bron van ergernis, hondenpoep niet minder en het maakt wat los! Een hond in die houding, al is het een beeld, roept om een reactie. Wellicht door de humor of misschien juist daardoor zijn er van mijn bronzen kunstwerk ‘Hoge nood’ vijf van de zes gietsels verkocht . Eén wacht nog in onze beeldentuin.